Boekrecensie ‘Otmars zonen’: de dwaaltuin van Buwalda ****

Tekst en foto: Julia Meilink

Otmars zonen (2019), de langverwachte tweede roman van auteur Peter Buwalda, is eindelijk verschenen in de boekhandels. De lange periode tussen diens eerste, zeer positief onthaalde debuutroman Bonita Avenue (2010) en de tweede roman, leidde ertoe dat er veel speculatie ontstond over de kwaliteit van de laatstgenoemde. Buwalda had er immers zoveel tijd en aandacht ingestoken, dat de verwachting van een even goede, al dan niet betere roman steeds groter werd. De opgebouwde druk van speculatie vloeide bij het verschijnen van de roman vorige maand over in een stroom van positieve reacties op het werk. Recensenten van de Volkskrant, Trouw, en vele andere media waren te spreken over het werk. Het NRC Handelsblad bekroonde het zelfs met vijf sterren.

Otmars zonen mag gerust een dikke pil worden genoemd met zijn meer dan 600 pagina’s. Buwalda bleek daar echter niet genoeg aan te hebben om het gehele verhaal te vertellen. Hij besloot het geheel op te delen in drie boeken, waarvan er dus nog twee in de toekomst moeten gaan verschijnen. Otmars zonen, het eerste deel van de trilogie, kan – als we het naast het enige vergelijkingswerk, de debuutroman Bonita Avenue leggen – een typische Buwalda worden genoemd. De auteur is een kunstenaar als het aankomt op de structuur van zijn romans. Dat zagen we al in zijn eerste roman, maar ook bij het tweede werk is er niet sprake van één, maar verschillende hoofdpersonen wiens levenslopen allesbehalve chronologisch worden omschreven. Otmars zonen lijkt in eerste instantie het verhaal van Ludwig Smit te vertellen, een ietwat verlegen jongen die zijn vader nooit heeft gekend. Op zijn tiende krijgt zijn moeder een nieuwe vriend, die hij al snel ‘papa’ gaat noemen. Wanneer Ludwig en zijn moeder samen gaan wonen met deze man, genaamd Otmar, krijgt hij er ook een stiefbroer en -zus bij die beiden op jonge leeftijd al geniale musici blijken te zijn. In de loop van het boek wisselt het perspectief echter steeds vaker en langer naar dat van Isabelle Orthel, die tijdens Ludwigs studententijd een jaar lang zijn huisgenote is en later een journaliste met specialisatie in de olie-industrie. Al met al wordt niet alleen de studententijd van Ludwig en Isabelle uiteengezet, maar ook hun jeugd en loopbaan na hun studie. Isabelles leven blijkt op opmerkelijke en onverwachte manieren verbonden met dat van Ludwig. De ontelbare connecties zijn onmogelijk in een paar zinnen samen te vatten.

Door die structuur, gespecialiseerd in het verweven van allerlei fragmenten uit de levens van verschillende hoofdpersonen uit verschillende tijden, heeft Buwalda zijn lezers continu aan zijn lippen hangen. Die opbouw leent zich er immers goed voor om alleen spraakmakende gebeurtenissen in de levens van de hoofdpersonen te bespreken en interessante kruisverwijzingen te kunnen maken. Een nadeel van die ingewikkelde constructie, is dat het boek hierdoor ook het risico loopt om de lezers te laten verdwalen in zijn doolhof van flashbacks. Het wordt de lezer daarom aangeraden het werk zo snel mogelijk uit te lezen: de vele anekdotes, verhalen en dialogen die steeds worden afgebroken om op een ander fragment terug te komen eisen veel van het geheugen van de lezer. Dat geeft het boek anderzijds ook zijn charme: het boek is een complexe puzzel met tijd en ruimte die echt alleen maar in de laatste hoofdstukken kan worden opgelost: zelfs dan vraagt de lezer zich nog af wat Ludwig Smit nou eigenlijk met het geheel te maken heeft en of dit nog duidelijk gaat worden in de aankomende twee boeken. Dat is ook meteen het jammerlijke van Buwalda’s vertelkunst. In hoeverre is het gerechtvaardigd dat hij eigenlijk veel te veel verhalen door elkaar wil vertellen? Het doet denken aan een beginnende auteur die zoveel ideeën voor een roman heeft en die op chaotische wijze toch probeert om vergezochte connecties te maken. Het blijft zorgvuldig afwegen of de roman een nauwkeurig in elkaar gezet stukje vertelkunst is, of een in elkaar geflanst verhaal. Voor nu lijkt Buwalda dat eerste te hebben gedaan, maar hij laat de lezer wel achter met een verzameling losse eindjes, die hij in zijn vervolgboeken nog zal moeten knopen.

Een roman die van begin af aan met zo veel positieve recensies wordt bekroond, kan haast alleen nog maar tegenvallen wanneer een enthousiaste lezer het openslaat. Otmars zonen voldoet echter volledig aan de hoge verwachtingen die het vooraf kreeg opgespeld. Buwalda laat eigenlijk maar één steek vallen: een nogal houterig einde van het werk. Maar, het einde van Otmars zonen is nog niet het einde van het verhaal. De vervolgromans worden met een even positief vooruitzicht opgewacht.

Peter Buwalda: Otmars Zonen
Fictie
De Bezige Bij; 608 pagina’s; €27,50