Kennismaken met kenners: Margit Rem

Tekst: Floor Toebes en Loes van Kreij
Omslagfoto: collectie Margit Rem

We hebben het privilege om elke week college van ze te krijgen: de docenten van de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur. Maar wie zijn ze eigenlijk? Wat voor onderzoek doen ze, wat doen ze in hun vrije tijd en ook niet onbelangrijk; wat voor een wilde studententijd hadden zij? De Uitvreter besloot op onderzoek uit te gaan en een online rubriek te starten om onze docenten beter te leren kennen: Kennismaken met kenners. Als eerste aan de beurt in wat belooft een spannende reeks te worden: Margit Rem.

Uitvreter (U): Zou u om te beginnen wat meer kunnen vertellen over het onderzoek dat u doet op de universiteit?
Margit Rem (M): ‘Ik ben sowieso van de historische taalkunde. Hier doe ik ook onderzoek naar. Waar ik nu mee bezig ben is met historische taaldata, waarbij ik kijk naar de datiefalternantie. Ik kijk dan wanneer de constructie met ‘aan’ opkomt en bij welke werkwoorden. Ook doe ik op het moment een onderzoek met Helen de Hoop en Iris Faber naar het opkomen van ‘het ziet ernaar uit dat’. Een tijdje geleden heb ik met studenten en een theatermaker samen een nieuwe editie van een toneelstuk uit de middeleeuwen gemaakt en hiervoor heb ik een inleiding geschreven. Het gaat om de klucht van De Blotevoetenbroeders, die in een archief met allemaal bewijsstukken is gevonden, aangezien er een hele rechtszaak heeft plaatsgevonden tegen de klucht. In de klucht werd er spot gedreven met monniken en hij ging dus in tegen de katholieke kerk, waardoor er een heel proces van gekomen is. Er zijn dus ook allemaal getuigenverklaringen van mensen die het stuk gezien hebben, die we ook mee hebben vertaald. Eigenlijk is het stuk bewaard gebleven dankzij deze verklaringen, aangezien de klucht zelf ingevorderd werd. Ook is het leuk dat de klucht een paar keer opgevoerd is door een theatergroep in kasteel Hernen.’

Kaft van de nieuwe editie van De Blotevoetenbroeders
(Foto: Jules Schmeits)

U: Zoekt u wel vaker die overlap op tussen taalkunde en letterkunde?
M: ‘Het vertalen van het toneelstuk was sowieso meer op het gebied van de taalkunde, maar ik vind de historische kant wel ontzettend leuk. Ik werk zelf heel vaak met oorkondes, dus hele ambtelijke teksten, omdat je daar veel dialectinvloed in terug kan vinden. En wanneer je dan met zo’n oorkonde werkt en daar een transcriptie van maakt, ben je natuurlijk heel historisch bezig. Dat zijn ook de bronnen van historici. Ik kijk er dan wel op een meer talige manier naar, maar het samenwerken met historici vind ik wel altijd fantastisch.’

U: Zijn dialecten uw expertise?
M: ‘Middeleeuwse dialecten zijn zeker mijn expertisegebied.’

U: Waarom vindt u dat zo interessant?
M: ‘Waarschijnlijk omdat ik toch wel heel erg houd van al die archiefstukken die je kunt gebruiken. Misschien klinkt het een beetje sentimenteel, maar het is zo mooi wanneer je een dichtgevouwen oorkonde hebt die je openmaakt. Natuurlijk zijn die meestal al wel eerder geopend, maar dan vouw je die open en dan besef je je dat de tekst in 1328 is geschreven. Dat is toch wel een historische sensatie. Ik vind het gewoon heel boeiend hoe dat zit met de verscheidenheid van taal en hoe het ontwikkeld is tot een standaardtaal.’

U: Was dat tijdens uw studie ook al uw favoriete onderdeel?
M: ‘Toen ik Nederlands ging studeren was ik meer van de letterkunde. Ik wilde eigenlijk wel een goede recensent worden. Maar toen kreeg ik ook taalkunde. Hoe wel dit in eerste instantie niet mijn favoriete onderdeel was, vond ik dit opeens juist heel interessant. Ik had ook het idee dat je dit wat beter kon onderzoeken. Toen ben ik doorgegaan met taalkunde. Dit ging ook zo met historische taalkunde en met etymologie. Ik werd er gewoon ingezogen.’

U: Was onderzoek doen altijd al een van uw ambities?
M: ‘In eerste instantie wel. Ik had tijdens mijn studie al stage gelopen bij een instituut waar veel onderzoek werd gedaan. Toen wilde ik dat ook heel graag. Ik zou eigenlijk ook een promotieplaats in Leiden krijgen, maar die ging op het laatste moment niet door. Toen ben ik onder andere bij Van Dale gaan werken. Later kwam er een promotieplaats vrij bij de Vrije Universiteit en toen ben ik aangenomen. Daar heb ik mijn proefschrift geschreven en ik heb daar ook een postdoc-aanstelling gehad, waar je dan vrijwel alleen maar bezig bent met onderzoek doen. Toen ik later op de Radboud Universiteit kwam werken heb ik afwisselend periodes gehad van wel en geen colleges geven. Dat duurde zo’n drie jaar en toen heb ik een vaste aanstelling gekregen. Vanaf dat moment kreeg ik heel veel te maken met onderwijs en heb ik daarnaast veel bestuurlijke taken gekregen. Bij mij zie je dus duidelijk dat ik begonnen ben met vrijwel alleen maar onderzoek, daarna had ik een periode van zowel onderwijs als onderzoek en nu is het vooral onderwijs en bestuurlijke taken.’

U: Had u van tevoren al ooit nagedacht om het onderwijs in te gaan?
M: ‘Ik had nooit overwogen om docent te worden, ik wilde echt onderzoek gaan doen. Ik vond het wel gelijk heel leuk toen ik eenmaal begon met colleges te geven. Voor mijn gevoel vind ik studenten college geven leuker dan middelbare scholieren lesgeven, maar dat heb ik dan ook nooit gedaan. Dat vind ik misschien ook wel heel leuk.’

U: Zat u in commissies toen u zelf Nederlands studeerde?
M: ‘Ik zat aan de Universiteit van Amsterdam, maar ik was niet zo op de bekend met de commissies. Wel weet ik dat er op een gegeven moment een accreditatie was en dat ik toen voor de commissie moest komen om mijn mening te geven. Dat soort dingen deed ik wel vaak. Ook zat ik bij een theatergroep waar ik van alles voor organiseerde, dus daar kon ik al mijn plezier in kwijt.’

U: U stond er dus wel voor open om mee te denken met bepaalde zaken, zoals de jaarraad nu doet?
M: ‘Ja, dat vond ik altijd heel leuk.’

U: Kunt u dat nu een beetje kwijt met de bestuurlijke functies die u hebt?
M: ‘Ik houd er heel erg van om mee te denken en plannen te maken. Ik vind het sowieso heel leuk als er iets nieuws komt. Ik ga me altijd overal tegenaan bemoeien. Ze weten me dus ook altijd te vinden, omdat ze weten dat ik enthousiast ben.’

U: Was u verder actief lid van een studievereniging?
M: ‘Ik weet dat er een was, maar ik was geen fanatiek lid. Wel waren er soms activiteiten waar ik naartoe ging, maar we hadden geen activiteiten als het kerstfeest waar ik toen naartoe kon gaan.’

U: Om nog even terug te komen op uw theatergroep: heeft u theater altijd al leuk gevonden?
M: ‘Ja, ik heb altijd met veel plezier voorstellingen georganiseerd en erin gespeeld. Daarom heb ik misschien dat onderzoek met het toneelstuk ook wel gedaan. Ik werd benaderd door die toneelmaker en dat leek me meteen heel leuk.’

U: Het is voor onze lezers ook leuk om wat meer te leren over uw bezigheden naast uw werk. Kunt u ons wat vertellen uw hobby’s?
M: ‘Ik lees heel graag de krant en gewoon vermakelijke literatuur. Ook houd ik ontzettend van wandelen. Dan ga ik met een vriendin van mij een heel stuk wandelen en bijpraten. Ook ga ik graag naar de bioscoop. Ik heb zo’n pas en dan moet ik van mezelf elke week naar de film. Dan ga ik ook geregeld naar films die ik anders nooit gezien zou hebben, waarna ik vaak positief verrast ben. Verder houd ik ook ontzettend van kamperen. Lekker simpel met een tent op een kleine camping, waar je veel plek hebt en lekker ver weg kan kijken.’

U: En wat zijn uw favoriete vakantielanden?
M: ‘De grens van Spanje, Frankrijk en de Pyreneeën vind ik erg mooi. Ook de noordkust van Spanje is erg leuk, maar daar is het vaak heel slecht weer.’

Zoals u kunt lezen is Margit Rem een bezige bij. Naast dat ze heel wat uren college geeft in de week, is ze ook druk met meerdere onderzoeksprojecten en gaat ze daarnaast ook nog op vakantie in Frankrijk of Spanje. De Uitvreter dankt haar dan ook dat ze even tijd heeft gemaakt in haar drukke agenda om even een praatje te houden met ons. Wij wensen haar veel succes met toekomstige onderzoeksprojecten!