Tekst: Merijn Meijntz
Foto: Femke ter Haar
Het zijn natuurlijk vreemde tijden waarin we nu leven en dat zorgt voor vreemde situaties. Sommige dingen lopen veel soepeler dan we gewend zijn en van andere zouden we willen dat het allemaal niet zo moeizaam ging. Vaak biedt het uitwisselen van ervaringen houvast en daarom voer ik iedere maand een gesprek met iemand van de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur.
Deze keer heb ik de 19-jarige Femke ter Haar uitgenodigd voor het eten. Nadat we een redelijk grote portie pasta weggewerkt hadden, stelde ik haar een aantal vragen om haar wat beter te leren kennen. Femke is eerstejaars, komt uit Oldenzaal en maakt graag muziek. Ze speelt onder andere dwarsfluit en gitaar. Dat laatste doet ze nog niet heel lang. “Mijn moeder had al een gitaar. Ik weet niet precies waarom ik het ben gaan doen, maar ik zag hem staan en heb hem meegesmokkeld naar mijn studentenkamer. We zijn nu aan het sparen voor een akoestische gitaar.” Ook vertelt ze me dat ze kleding is gaan pimpen. “Ik pimpte voor corona ook al kleding, maar dit ben ik wel veel intensiever gaan doen. Ik zag ooit op een markt allemaal leuke jasjes hangen, maar die vond ik véél te duur, dus ben ik het zelf maar gaan doen. Het is echt heel leuk om iets zelf te kunnen maken en ook echt te kunnen gebruiken.”
Femke somt een hele waslijst op aan dingen die ze verder nog allemaal in haar vrije tijd doet: “Ik vind buiten zijn heel fijn, Mario Karten, schrijven en lezen.” Er blijven haar maar dingen te binnen schieten. “Oh, en ik ben ook een fanatieke badmintonspeelster. Oh, en hoe kan ik skateboarden vergeten!”
Coronacrisis of winterdip?
Als ik Femke vraag hoe het met haar gaat begint ze te glimlachen. “Het gaat echt goed. Ik ben tevreden met mijn studie. Ik vind het wel jammer dat ik niet iedereen kan zien door corona. Het is gewoon lastig dat ik heel veel vrienden mis, maar verder gaat alles eigenlijk wel prima.” Ik vraag haar of ze dan geen last heeft van een innerlijke coronacrisis. Ze begint te lachen. “De winterdip speelt eigenlijk meer dan de coronadip, maar je hebt altijd pieken en dalen.”
Ondanks de coronacrisis heeft Femke gekozen om op kamers te gaan. Ze vertelt over hoe het op kamers wonen voor haar is: “Ik ben blij dat ik ondanks corona toch op kamers ben gaan wonen. Niet dat ik uit huis wilde, maar het geeft toch nog wel iets van de studentenervaring die nu, door de omstandigheden, een beetje mist. Het is erg vervelend dat veel dingen niet kunnen, maar het lukt me nog wel om me aan te passen.”
Studeren en huisgenoten
Femke vertelt dat ze heel blij is dat de uni nog open kan zijn. “Na een dag online colleges ben ik echt kapot, maar wij kunnen tenminste nog een aantal colleges op de universiteit volgen. Ik heb nog het gevoel dat ik studeer en dat ik niet gewoon een online cursus volg. Andere studies zijn op dit moment wel volledig online. Sommige studenten zijn nog helemaal niet op de uni geweest.”
Femke woont op kamers in Hoogeveldt en heeft, naast de mensen die ze bij de werkcolleges ziet, bijna alleen contact met haar huisgenoten. “Ik nodig af en toe wel iemand uit om samen mee te koken, maar het contact blijft wel beperkt. Op die manier heb ik wel nog het gevoel dat er een beetje studentenleven is, al blijft het dan dus beperkt tot uni en huisgenoten.”
Ik vraag haar of ze enig idee heeft hoe het met de mensen om haar heen gaat. “Ik zie dat de ene persoon het mentaal moeilijker heeft dan de ander. Ook heeft de een er meer moeite mee om op te staan, de laptop op te starten en zes uur college te volgen dan de ander.”
De regels
“Als jij iets toe zou mogen voegen aan de regels of simpelweg anders zou mogen aanpakken, wat zou dat dan zijn?” vraag ik Femke als laatste. Ze denkt even na over wat ze gaat zeggen en antwoordt dan met zekerheid: “Ik zou zelf veel duidelijker zijn naar de bevolking. Er is wel een routekaart, maar daar wordt toch wel van afgeweken. Daardoor weet niet iedereen waar hij of zij nou aan toe is. Ook vind ik dat er te veel uitzonderingsregels zijn waar geen duidelijke verklaringen voor worden gegeven.”
Femke geeft me een voorbeeld. Ze vertelt over de middelbare school van haar broertje waar de leerlingen hutjemutje bij elkaar op de gang staan, omdat de docenten op anderhalve meter afstand in de pauzeruimte moeten vergaderen. “Er zijn ook altijd nog dat soort discussiepunten. Ik vind het een beetje vreemd dat ze op een school wel met zo veel man rond mogen lopen, maar dat je dan buiten niet af mag spreken met meer dan zoveel man. Onderwijs is dan wel noodzakelijker dan de bios of iets dergelijks, maar die zalen zou je toch wel op eenzelfde manier kunnen benaderen.”
Als we uitgepraat zijn over politiek, blijkt het ook al kwart voor tien te zijn. Ik loop met Femke terug naar haar fiets en zwaai haar uit. Al met al lijkt het goed te gaan met Femke. Ze vermaakt zich wel en kan nog lachen. Dat lijkt mij een zeer goed teken.